(N)iets te willen

Vrije wilHebben wij (n)iets te willen? Dat is de vraag die ik aan de orde stel in onderstaande filosofische essay over de vrije wil. Een boeiend en actueel onderwerp, vooral nu neurowetenschappen de vrije wil min of meer geclaimd hebben.

Inleiding

Laat ik beginnen met een opmerking vooraf. Dit essay over de vrije wil is geen historische bloemlezing die een compleet overzicht belooft van filosofische inzichten van voorbije jaren. Veeleer dient het gelezen te worden als een ‘probeersel’ zoals een essay betaamt. Het is een persoonlijke verkenning, maar niet zonder agenda. Met dit essay probeer ik namelijk aan te tonen dat de vrije wil alleen kan bestaan in een mensbeeld dat ruimte geeft aan een transcendente werkelijkheid. Als de geschiedenis en het ontstaan van het menselijk denken een optelling van gebeurtenissen en inzichten is, dan hebben die een oorzaak.

Deze oorzakelijkheid zie ik als gids om achter het fundamentele idee van de vrije wil te komen. Daarbij werk ik niet toe naar het meest actuele populaire inzicht in de vrije wil in deze tijd, maar zoek ik naar de meest authentieke oorspronkelijke verantwoording om uiteindelijk een antwoord te kunnen formuleren op mijn kernvraag: ‘Hebben wij (n)iets te willen?’

Klassieke benaderingen

Door de eeuwen heen hebben filosofen het hoofd gebroken over de spanning tussen determinisme en maakbaarheid. De meeste filosofen hebben het thema van de wil wel een op bepaalde wijze aangestipt in hun werken. Niet altijd gaan zij uit van eenzelfde betekenis. Ik behandel enkelen van hen om de vrije wil zo goed mogelijk te kunnen duiden. De discussie over de positie van de vrije wil speelt zich tot en met de dag van vandaag af tussen twee uitersten: determinisme en maakbaarbeid. Tot in deze tijd was het erg ongebruikelijk om puur één kant van dit speelveld te verkiezen. Wel heeft men altijd gezocht naar compatibilistische oplossingen tussen de twee.1 Vanuit een gedetermineerd kader wordt dan ruimte toegekend aan een vrije wil. Deze ‘bepaaldheid’ kan zowel fysisch als theologisch worden ingegeven. Enerzijds door natuurwetten en anderzijds door predestinatie.

Enkele klassieke filosofen over de vrije wil

In Plato’s dualistische wereldbeeld staat in het menselijk handelen vooral een streven naar het Goede, het Ware en het Schone centraal. Bij dit streven kunnen deugden worden ingezet, waaronder die van zelfbeheersing. Een mens kan zich in Plato’s optiek vrijwillig onderwerpen en vormen conform de Ideeën die al in de menselijke ziel besloten liggen, maar de harde scheiding tussen de zintuiglijke, veranderlijke wereld en de werkelijkheid van het ware zijn kan niet worden overbrugd.2 Veel uitgebreider behandelt zijn leerling Aristoteles een vorm van menselijke handelingsvrijheid als hij spreekt over voortreffelijkheid.3 De mens is in staat keuzes te maken ‘uit eigen beweging’ of ‘onder dwang’. De mens kan volgens Aristoteles verantwoordelijk worden gehouden voor zijn daden als men ook een andere keuze had kunnen maken. Hartstochten noch het noodlot belemmeren in de optiek van Aristoteles het menselijke vermogen om ethische verantwoordelijkheid te dragen.

Een rationele ‘vrije’ wil die zichzelf kan bepalen blijft echter net als in Plato’s filosofie onderbelicht.4 Het is uiteindelijk kerkvader Aurelius Augustinus geweest die de vrije wil categoriseerde en inbracht in het filosofische debat.5 Zijn bijdragen aan de westerse wijsbegeerte bouwden hoofdzakelijk voort op het gedachtegoed van Plato. In de wil onderscheidt Augustinus net als Plato een streven naar het absolute. Wanneer men echte waarheid kent zal men nooit onwillig zijn en het handelen daarop afstemmen. Deze waarheid dient volgens hem steeds opnieuw met de rede gelokaliseerd te worden zodat de wil het beoogde doel kan nastreven. Augustinus ervoer echter dat hij wel wist hoe hij moest handelen, maar het niet deed. 6 Dit duidde hij aan als de plaats van de vrije wil, als een kracht die in opstand kwam tegen het verstand. Omdat de mens zijn verstand geweld aan kan doen, komt het kwaad volgens Augustinus uit de vrije wil voort en draagt de mens er verantwoordelijkheid over. Søren Kierkegaard7 positioneerde de vrije wil binnen de context van het geloof: God waarborgt de vrije keuze van de mens door hem enerzijds de mogelijkheid te geven tegen hem te kunnen kiezen en tegelijkertijd afhankelijk te laten zijn van zijn steun voor de wil om tot de genade te komen.8

Twee uitersten tegenwoordig

Hoewel klassieke en middeleeuwse filosofen9 eeuwenlang voor een zekere gulden middenweg10 in het ethische denken zorgden, lijken tegenwoordig de extremen van determinisme en maakbaarheid te worden opgezocht. De mens is ‘absoluut onvrij’ óf ‘absoluut vrij’, zodat het speelveld van de vrije wil geen of alle mogelijke ruimte wordt toegekend.

Absolute bepaaldheid enerzijds impliceert geen enkele verantwoordelijkheid noch vrijheid voor de mens. De menselijk wil is volledig gedetermineerd. Veel neurowetenschappers (Swaab11, Churchland12) zijn deze mening de laatste jaren toegedaan en voorspellen dat het menselijk bewustzijn op korte termijn kan worden gevangen binnen het neurowetenschappelijke paradigma.13 Al onze beslissingen hangen uiteindelijk af van natuurwetten, chemische processen, omgevingsfactoren, verslavingen enzovoorts. Onze wil is daarmee een functioneel verklaarbaar mentaal verschijnsel dat een oppervlakkig gevoel van bewustzijn betekent, maar volledig wordt gestuurd door een geraffineerd samenspel in iemands neurale netwerk.

Het andere uiterste is absolute keuzevrijheid. De vrije wil wordt hierbij in de praktijk in zo veel mogelijk situaties naar voren geschoven en prevaleert boven eerdergenoemde vormen van bepaaldheid. In extremis geldt daarbij een absolute prioriteit aan het ego: “Ik moet toch kunnen kiezen”. De willekeur van het menselijk handelen geldt als hoogste morele norm14 en wordt gevoed door een tijdsgeest waarin zelfverwerkelijking hoogtij viert. De huidige westerse cultuur wordt bovendien bijgestaan door een technologische vooruitgang waarbij – met nadruk op de keuze – elke willekeurige technische mogelijkheid automatisch als goed wordt beschouwd.15

Actuele voorbeelden

In de dagelijkse praktijk levert de gewenste of ontkende vrije wil veel spanningen op, met name wanneer er verantwoordelijkheid verlangd wordt. Strafrechtadvocaten zullen er bijvoorbeeld altijd voor ijveren om zo min mogelijk toerekeningsvatbaarheid aan hun cliënt toe te schrijven, terwijl de oppositie juist hamert op de verantwoordelijkheid van de dader.16 Een ander actueel voorbeeld is de populaire opvatting om kinderen geslachtsneutraal onderwijs te geven. De kerngedachte van de genderideologie is dat men zelf de keuze moet hebben om man of vrouw te zijn. Deze keuzevrijheid staat haaks op het wetenschappelijke inzicht dat het geslacht reeds in het DNA gedetermineerd is.

God dood: mens dood

God hadden we al eerder doodverklaard (Nietzsche), maar nu wij zelf op zijn stoel zijn gaan zitten, begeven wij ons in een interessant vacuüm: is daar eigenlijk wel ruimte voor de mens? Van God los lijkt de mens nog altijd niet in staat om een objectieve duiding te kunnen geven aan zijn eigen vrijheid. Simpel gezegd: kennen we onszelf alle mogelijke vrijheid toe dan blijkt consensus daarover per definitie onmogelijk. Subjectiviteit is immers de norm: men strijdt voortdurend om eigen waarheid en (ver)draagt in principe geen verantwoordelijkheid over anderen. Stellen we daarentegen vast dat wij geen keuzevrijheid hebben, dan verschilt de mens in dit opzicht niets meer van intelligente dieren of computers en kan de mens niet meer verantwoordelijk worden gehouden voor zijn gedrag. In beide gevallen leidden deze extremen tot sociale en politieke conflicten.

Met het doodverklaren van God als objectief referentiekader, ontzegt de mens zichzelf verder te kijken dan de individuele zintuiglijke en neurale verstaanshorizon en verplicht zij zichzelf elke aanname daarbuiten te wantrouwen of zelfs af te wijzen. In het dagelijks leven is dat onwerkbaar: Weinig mensen zullen eraan twijfelen of die file op de A2 er wel echt staat als de ANWB er voor waarschuwt. Dit voorbeeld geeft aan dat het menselijk handelen zich op voortdurend op waarheden baseert die buiten haar zelf liggen. Dit ordeningsmechanisme geldt ook voor een eventuele transcendente werkelijkheid. Spreken over het bewustzijn als ware het een connectionistisch systeem dat in de hersenen plaatsvindt, laat geen ruimte voor betekenis of zingeving. Met woorden als ‘wensen’, ‘overtuigingen’ en ‘gewaarwordingen’ past het ons meer om ons uit te drukken in mentalistische terminologie.17 Ik verwacht derhalve niet dat  neurowetenschappers vrijwillig met een voorstel zullen komen om criminelen vooral niet op hun gedrag aan te spreken.

Conclusie

Op basis van bovenstaande concludeer ik dat de vrije wil het geestelijke vermogen van de mens inhoudt om gedrag te kiezen dat buiten zijn natuurlijke aanleg omgaat. Daarmee zijn we weer terug bij af, aan het begin van de cirkelredenering. De vraag naar de vrije wil is een fundamentele vraag naar de mens zelf. “Mens, wie ben je?” Zijn vermogen uit te stijgen boven het gangbare heeft mijns inziens te maken met een religieuze grondhouding die hunkert naar waarheid en geluk. Wanneer atheïsten woorden als “wonderen van vernuft die door natuurlijke selectie zijn gemodelleerd”18 in de mond nemen, herkennen zij in feite het religieuze aanknopingspunt op deze fundamentele vraag naar het mens-zijn.

Augustinus zegt: “Gij hebt ons naar U toe geschapen, en rusteloos is ons hart tot het rust vindt in U.”19 Of het verschillende wetenschappelijke disciplines zal lukken om een integraal en bevredigend antwoord te vinden op de vraag naar zijn diepste wezen is onwaarschijnlijk omdat elke wetenschap zich steeds verder specialiseert in haar eigen vakgebied, maar ‘het grote plaatje’ niet in beeld heeft. Geeft de mens echter vrijwillig kans aan de mogelijkheid dat er een hoger – allesomvattend – plan met zijn leven is, dan zou hij kunnen ontdekken dat de vrije wil een voorwaarde is voor ware liefde.20 Zonder vrije wil zou de mens slechts een marionet zijn die ‘Gods’ liefde niet vrij kan ontvangen noch ongedwongen kan beantwoorden. De boom van ‘goed en kwaad’ in het hof van Eden21 staat symbool voor de vrije keuze: de mens kan kiezen voor zijn schepper, of juist niet.

____________________________

 

  1. Ginet, C. 1983. “In Defense of Incompatibilism” in Philosophical Studies 44, p. 391–400
  2. Plato, De Staat (Politeia), Ideeënleer
  3. Aristoteles, Ethica Nicomachea, 1106 b 35 – 1107 a 1
  4. Aristoteles, Ethica Nicomachea, Groningen: Historische Uitgeverij, 1999. p. 77
  5. Tongeren, P. v. (2003) Deugdelijk leven, een inleiding in de deugdethiek. Amsterdam. p. 77-79. & Harrison S.  (2006) Augustine’s way into the will. Oxford. p. 4-5.
  6. Aurelius Augustinus, Confessiones, VIII.viii.20.
  7. Kierkegaard, S. (1848) Journals and Papers, vol. III. Indiana University Press, Bloomington, 1967–78.
  8. Thomas van Aquino, Summa Theologica, Prima Pars, Q. 83
  9. Ik denk hier aan twee belangrijke hoofdlijnen: ‘Aristoteles – Thomas van Aquino’ en ‘Plato – Augustinus’
  10. Vrij naar de deugdenethiek van Aristoteles: “de deugd ligt in het midden”
  11. Swaab, D. (2010) Wij zijn ons brein, Amsterdam: uitgeverij Contact
  12. Churchland, P. (1989) Neurophilosophy: Toward a Unified Science of the Mind-Brain. Uitgeverij The MIT Press.
  13. Buskes, C. (2006) “Aanval op de volkspsychologie” in Evolutionair denken, p. 202-205
  14. Dit is in feite de verworvenheid van het existentialisme (Satre e.a.)
  15. “Absolute soep”, eigen column op: http://www.vivideo.org/blog/?p=41
  16. Recent voorbeeld: Schutter Anders Breivik wordt toch toerekeningsvatbaar bevonden, terwijl zijn moordaanslag in Olso in 2011 volgens de meeste mensen niet een actie is van ‘gezond verstand’.
  17. Buskes, C. (2006) “Aanval op de volkspsychologie” in Evolutionair denken, p. 203
  18. Buskes, C. (2006) “Darwiniaanse geneeskunde” in Evolutionair denken, p. 353
  19. Aurelius Augustinus, Confessiones, 1.I.1.
  20. West, C. (2004) Theology of the Body for Beginners. Ascension Press.
  21. Genesis 3, 1-24 (Willibrordvertaling, 1995)
Geplaatst in Blogs Getagd met , , ,